Tagarchief | Joël Dicker

Bosporus – December 2015

AnnDeOeversVanDeBosporus

Voor een boek dat in 1950 voor het eerst werd uitgegeven heeft Aan de oevers van de Bosporus (ORGA) het opmerkelijk lang uitgehouden. Bejubeld na de eerste druk en verscheidene herdrukken, is het in 2002 zelfs opeens in het Nederlands vertaald. Irfan Orga beschrijft erin zijn jeugd en jong-volwassen jaren in Turkije. Over zijn latere leven in Engeland en Ierland rept hij niet, maar in een nawoord licht zijn enige zoon de lezer in over hoe het verder is gegaan.

Irfan Orga werd in 1909 in Istanbul geboren in een redelijk gegoede familie. Maar hij was nog maar vijf toen de 1e W.O. uitbrak, waar Turkije tegen wil en dank aan de kant van Duitsland ingesleept werd. Pappa moest naar het front en sneuvelde al gauw, het gezin – een jong moedertje van 22 met twee zoontjes van 5 en 2 jaar en haar schoonmoeder – raakte steeds meer in de verknorsing van geen geld, geen eten en een huis dat tot overmaat van ramp afbrandde. Orga beschrijft meesterlijk en met een soort afstandelijke humor hoe het leven in Istanbul zich in die tijd afspeelde, alles gezien door de ogen van een jong kind, maar met de hindsight van de volwassene. Ook de militaire training beschrijft hij, waar zijn moeder ten einde raad hem en zijn broertje voor opgaf, en wat er uiteindelijk van hen allemaal werd. Een gewoon gezin in vaak buitengewone omstandigheden, weer een deel van de wereldgeschiedenis waar ik bitter weinig van wist.

 DeWaarheid

Bejubeld werd ook De waarheid over de zaak Harry Quebert (DICK), dat in 2012 in het Frans uitkwam en twee literaire prijzen won, in 2014 zeven keer werd herdrukt in het Nederlands en de nieuwe Frans-Nederlandse Prix Tulipe in de wacht sleepte voor de beste Franse roman van het jaar. En het is pas Joël Dicker’s tweede boek! Even slikken als je het boek ziet: het is een dikke pil van 632 bladzijden. Maar ik was er wel nieuwsgierig naar en ik laat me ook niet zo makkelijk afschrikken. Het eerste dat opvalt is dat een Fransman zijn boek laat spelen in de Verenigde Staten en dat het aandoet alsof hij zelf zijn hele leven in New England heeft gewoond. Al die karakters die hij opvoert zijn gewoon echte mensen-van-daar en de omgeving, het stadje, de natuur, je ziét het voor je. En dan het verhaal, het is als zo’n ivoren bal, die rondom gekerfd is met voorstellingen en daarbinnen helemaal los nóg zo’n bal met andere voorstellingen en dan daarbinnen nog een paar. Een ongelofelijk knap inelkaargezet verhaal, waarvan je eerst niet eens in de gaten hebt dat het ingewikkeld is, dat blijkt pas als je er helemaal in ondergedompeld bent. Jonge schrijver Marcus zit met een schrijversblok en zoekt zijn heil bij zijn oude mentor/professor Harry, beroemd om zijn grote liefdesroman-bestseller die zelfs op scholen gebruikt wordt in de literatuurlessen. Dan wordt er bij het planten van wat hortensia’s in Harry’s tuin een skelet opgegraven en het blijkt het 32 jaar geleden spoorloos verdwenen meisje Nola te zijn. De poppen beginnen te dansen: in no time zit Harry achter de tralies, beschuldigd van moord. Marcus gelooft geen moment dat zijn grote vriend zoiets gedaan kan hebben en begint een speurtocht naar de werkelijke gang van zaken al die jaren geleden. Elke keer als er iets nieuws boven tafel komt, werpt dat weer een nieuw licht op de zaak en het kost maanden om de waarheid te achterhalen en alle geheimen te ontsluieren. Intussen blijken er nog twee moorden onopgelost te zijn en tijdens het onderzoek gebeurt er nog een en Harry’s huis wordt in brand gestoken. Steeds als Marcus, en de lezer met hem, denkt dat hij nu weet hoe het werkelijk inelkaar zit, gebeurt er weer iets waaruit blijkt dat dat niet waar kan zijn. Het is alsof Joël Dicker een grote diamant van een idee had en toen ging hij voorzichtig al die facetjes slijpen. Hoe bevredigend het eind ook is, ik vond het echt heel jammer toen ik het uit had.

 LandgoedLongbourn

Fans van Jane Austen zullen zeker belangstellen in Landgoed Longbourn (BAKE), want dat was immers het landgoed waar ‘Trots en Vooroordeel’ (Pride and Prejudice) zich afspeelt. Maar waar Austen zich concentreert op het doen en laten van het gezin Bennet dat daar woont, heeft Jo Baker zich afgevraagd wie die personeelsleden eigenlijk waren, die daar liepen te rennen en sloven om het hun werkgevers naar de zin te maken. De gebeurtenissen in het huis volgen Austens verhaal op de voet, maar nu is alles gezien en beleefd vanuit het perspectief van het dienstmeisje Sarah, meneer en mevrouw Hill, hulpje Polly en dienstknecht James. Het wordt daardoor een heel ander verhaal, want het leven in de bediendenverblijven is bepaald niet zo rooskleurig en opwindend als dat in de ontvangstkamers, en op het achterbankje van het rijtuig is het een stuk kouder dan binnenin. Om van het dagelijkse legen van kamerpo’s en met de hand wassen van dat eeuwige wasgoed van een groot gezin nog maar niet te spreken.

Er komt een romance bij te kijken en een familiegeheim, alles helemaal in Austen’s stijl verteld, alsof die zelf de andere kant van het prentje kwam belichten. Trouwe kijkers van de Downton Abbey saga kunnen zich er nog een heel décor bij voorstellen ook, al speelt dat een eeuw later.

Kenau

Tessa de Loo nam Kenau Simons Hasselaer als hoofdpersoon voor haar roman Kenau (DELOO) en trachtte zich voor te stellen door welke heldenstreken deze 16e eeuwse Haarlemse zo spreekwoordelijk geworden is. En omdat mijn oom Jan jaren geleden bij zijn stamboomonderzoek een nevelige familie connectie met deze illustere dame meende te ontdekken – waarbij Mams onmiddellijk Kenau’s genen bij mij bespeurde (‘dat militante’ dan, helaas niet de dapperheid) – moest ik dit boek wel lezen. De historische feiten van kokend pek en brandend stro op de hoofden van de Spanjaarden gooien komen natuurlijk aan bod, en ook het voeden van talloze vluchtelingen. Of de andere heldendaden ook historisch zijn staat er niet bij, het kan zijn dat Tessa die verzonnen heeft, maar het is wel een aannemelijk verhaal en het geeft een goed beeld van de verschrikkingen van de 80-jarige oorlog, die in dat jaar 1572 nog maar heel aan zijn begin stond. Wie denkt dat oorlogsellende iets van de moderne tijd is en terugverlangt naar ‘de goede oude tijd’ moet dit maar eens lezen: dezelfde moord en doodslag van tegenwoordig, maar dan zonder de moderne gemakken van nu. Ik zou het overigens helemaal niet erg vinden om op deze Kenau te lijken.

 GoudenJaren

Annegreet van Bergen onderzocht grondig of die ‘goeie ouwe tijd’ werkelijk bestaat. Ze nam daarvoor haar grootmoeder als maatstaf, wat die gevonden zou hebben van de tijd-van-nu. Een boek waar je als voor-de-oorlog-geborene in elk hoofdstuk zoveel herkenbaars tegenkomt dat je voortdurend instemmend zit te knikken. En als je er bij stil gaat staan, ja wat is er dan ontzettend veel veranderd. Maar goed dat het zo geleidelijk ging, hoewel het tegenwoordig steeds vlugger lijkt te gaan. Gouden Jaren (301.24 BER) is het soort boek geworden dat je niet alleen zelf met plezier leest, maar ook aan je (klein)kinderen in handen zou willen geven om te laten zien hoe het in onze jeugd was.